Oorsprong namen

van Ooyen

Verspaget

Voorouders

van Ooyen

Verspaget

Broers & Zusters

van Ooyen

Verspaget

Jeugdjaren

Jo

Nellie

Jo & Nellie

verkering

gezin

Gezin
Jo van Ooyen en Nellie Verspaget
Vorige.
Volgende.
Startpagina.
Op dat punt was er ook ‘n botsing van auto's. We waren voor de Petrusschool aan ’t voetballen toen er een, van een motor gemaakt autootje langs kwam . Het autootje was net voorbij toen wij een flinke klap hoorde. De grotere jongens riepen meteen: “Dat is ie!” We renden er naar toe. En inderdaad, het karretje zat helemaal in de kreukels. Toen de politie het wrak bij de pastorie het trottoir op duwde sloeg het motortje aan en kwam tot stilstand tegen ’t hek.
In de Slagerstraat werd door ons ook gevoetbald met een tennis- of een kaatsbal. De putten een weerszijden waren onze goalpalen. Voetballen op straat was verboden en vooral mevrouw Verheul maakte bezwaar tegen ons voetballen. Maar  we wisten precies wanneer er een agent langs kwam. Als de kerktoren begon te luiden dan moesten even op de stoep gaan zitten tot hij voorbij was. Een keer waren we zo fanatiek aan het voetballen dat we het luiden niet gehoord hadden. Onze bal rolde recht onder de fiets van de agent. Buurjongens hebben ‘m op de Kloosterdreef opgehaald.
De familie Verheul woonde met twee oudere zonen schuin tegenover ons. Haar man onderhield het kerkhof aan de Oude Toren. Regelmatig kwamen  Engelsen bij hem om het graf van een gesneuveld familielid te bezoeken.
Bij drogisterij en kapper van de Hurk moest ik voor het los zittend gebit van mama zuigertjes gaan halen. Ik had gezien dat er een metalen rondje op het gehemelte van haar bovengebit zat. Toen ze mij een zakje met rubbertjes wilde geven, zei ik: “Die zijn niet goed. De zuigertjes zijn van ijzer”. En ik ging zonder de zuigertjes naar huis. Uiteraard moesten er rubbertjes om het metalen
framepje. Maar die had ik nog nooit gezien.
Op maandag 2 september ging ik naar de tweede klas bij Frater Victoricus. Bij hem kreeg ik te maken met het van buiten leren van de tafels. Schijnbaar had ik daar moeite mee. Tijdens de ouderavond bracht de frater dit ter sprake. Omdat papa moest werken, ging ome Janus met mama mee en deed net of hij mijn vader was. Hij zei tegen de frater dat ik op hem leek en geen vragen durfde te stellen. Zodoende kreeg ik ‘s avonds met een paar andere jongens bijles. We moesten de tafels met elkaar opzeggen. Thuis moest ik ook de tafels
opzeggen. Voordat ik ze van buiten kon, begon Nettie ze op te zeggen. Papa zei: “Dat wordt een goeie”. Toen ik eenmaal de smaak te pakken had, maakte ik de ene na de andere tafel in een schrift door het bedrag van de tafel steeds bij de laatste som op te tellen. Aan mijn rapport is te zien dat het rekenen na de kerstvakantie met sprongen vooruit ging.
Met petje en oorbeschermers naast Hennie Berendsen op m’n slee in de Pastoriestraat voor de fraterschool Petrus Canisius. We hadden toen echte winters met zo veel sneeuw dat er bij ons in de straat over de breedte een sneeuwberg was opgeworpen, waar fanatiek vanaf geslibberd werd. Ook werd er op straat geschaatst.
In deze tijd kwam ieder jaar Sinterklaas en zwarte piet op de St. Petrus Canisius school, Pastoriestraat.
Ze kwamen met ’n grijs geverfde jeep. De leerlingen moesten de jeep met ’n dik touw de speelplaats op trekken. En dan was ’t zenuwachtig afwachten dat hij met z’n pieten in onze klas kwam. Want de Sint had ’n boek waarin stond of je stout was geweest. Je hoorde aan ’n rammelende ketting dat ze er aankwamen. De pieten sprongen op de banken en zwaaiden met de roe en zak. Als er iemand stout was geweest kreeg ie met de roe of werd even in de zak gestopt. Ondanks dat ik van vriendjes wist dat Sinterklaas en z’n zwarte pieten slager Beerens met z’n zonen waren, was ik toch gespannen.
In de winter gebeurde het wel eens dat de gas- of licht-muntje's op waren.
Achter in de Slagerstraat bij ‘t snoepwinkeltje van “vd Sluis” werden muntje's voor licht en gas verkocht. Omdat we dan onverwacht geen gas of licht meer hadden, werd ik wel eens met m’n winterjas over m’n ondergoed er op uitgestuurd.
Een keer per maand of zo kwam er een man van de gemeente de muntje's ophalen. De muntjes werden dan in rijen van tien op tafel uitgeteld. Een deel van de muntje's kocht mama dan weer van hem.
Omdat ik nu schrijven kon schreef ik m’n eerste kaartje naar opa en opoe in Den Bosch. Hierin vermelde ik dat we over acht dagen zouden komen. Ik had de dag waarop ik schreef meegeteld. Toen we bij hen op bezoek kwamen werd mij gezegd dat ik over zeven dagen had moeten schrijven.