Oorsprong namen

van Ooyen

Verspaget

Voorouders

van Ooyen

Verspaget

Broers & Zusters

van Ooyen

Verspaget

Jeugdjaren

Jo

Nellie

Jo & Nellie

verkering

gezin

Gezin
Jo van Ooyen en Nellie Verspaget
Vorige.
Volgende.
Startpagina.
Samen met vriendjes gingen we Pietje Vliegen op het kerkhof helpen met bladeren opruimen. Toen hij er een keer niet bij was, gingen we toch beukennootjes zoeken op het kerkhof. Op een gegeven moment werd er geroepen: “Een tuut”. Iedereen vluchtte weg. Ik stond te ver van de uitgang en ging daarom maar achter een boom staan. Toen ik dacht dat de kust veilig was, wilde ik de poort uit rennen. Maar daar stond nog de agent met m’n vriendjes. “Komde gij er òk màr bij”, zei hij.
Toen nam hij z’n geel notitieboekje en potlood om onze namen te noteren.
Bij hun achterpoort stond Frans Eykholt uitdagend te roepen. De agent riep dat hij ook moest komen. Wat hij ook deed. Echter toen de agent ons mee wilde nemen naar de politiepost op de Kloosterdreef, zei Frans: “De post weet ik zelf wel te vinden”. En hij rende weg. Wij moesten mee, werden aan een tafel gezet en moesten de beukennootjes
inleveren. Theo Eykholt had moeite om zijn blouse los te krijgen, waarachter hij de nootjes verstopt had.
Hij had zo’n blouse die van onder met een lint werd dichtgemaakt. Deze arrestatie heeft op mij wel veel indruk gemaakt. En vooral de dreiging dat bij de volgende keer onze ouders ingelicht zouden worden.
Op de Kloosterdreef, vanuit een huis tegenover het klooster, werden voor een kwartje (25 cent) fietsen verhuurd. Frans Eykholt had zo’n fietsje gehuurd. Hij zei tegen mij: “Hier, fietste gij òk màr ‘n keer”.
Ik zei: “Dat kan ik niet. Ik fiets nog op ‘n driewieler”! “Dà kende gij wel”, zei hij. Ik stapte op, en reed zo weg richting Kronehoefstraat. Hier maakte ik een te ruime bocht en reed zo het terras van café Schonewald op.
Ik was nadien niet meer te houden en mocht regelmatig een fietsje huren.
Op maandag 3 september 1945, een jaar voor de grote (lagere) school, ging ik bij de nonnen naar de kleuterschool. We werden vooral bezig gehouden met een blokkendoos, matjes vlechten en met de armen over elkaar zitten. Ik herinner me dat de non in de kring stond en zong: “En de tram rijdt op wielen”. Omdat zij “op wielen” aan elkaar zong, verstond ik de “W” niet. Ik begreep maar niet dat een non zoiets kon zingen. Ik kreeg van de non eens een briefje mee voor thuis.
Omdat ik het niet vertrouwde, heb ik het briefje weggegooid. Toen ik ‘s middags weer op school kwam, vroeg de non: “Is het goed?” Ik zei maar: “ja”.
Met mooi weer gingen wij ook wandelen. Toen we door de tuin van het bejaardenhuis liepen, zag ik de tante van ons moeder, tante Minet, die achter haar looprekje in de deur stond. Tante Minet had zich in het klooster ingekocht en had een eigen woonkamer.
Zie het Liefde Huis onder de gele X. Als ons moeder bij haar op bezoek was, waren de nonnen in de buurt. Eens zat zij aan haar stoel vastgebonden. Mama nam een schaar en knipte haar los. Tante Minet werd angstig en zei: “Nou krijg ik straf van de nonnen”. Waarschijnlijk waren ze ook bang dat er iets werd meegenomen. Bij haar overlijden bleek dat er niets te erven was. Ondanks haar eigen huis.
Regelmatig zat ik op de plaats bij Leo en Jan van Dommelen, onze achterburen. Mijn belangstelling ging vooral uit naar zijn figuurzagen. We praten ook over van alles. Jan was het die mij ook vertelde dat iedereen dood moest. Ik geloofde er helemaal niets van. Maar het maakte wel heel veel indruk op mij.