Gezin
Jo van Ooyen en Nellie Verspaget
Ome Bart trouwt op 48 leeftijd met tante Mieke de Bresser. Enkele maanden later op 22 maart 1947 overleed mijn suikeroom. Net voor zijn overlijden toen we op weg waren naar opa en opoe kwamen wij tante Sjaan en ome Jan Kwaks voor het station tegen. Zij waren bij ome Bart in het ziekenhuis geweest. Ze vertelden dat het slecht met hem ging. Zijn nieren waren aangetast.
Hij had nog hoop er door te komen. Tegen papa zei hij hoopvol: “Ik ben al afgegaan”. Oftewel dat hij ontlasting had gehad. Enkele dagen daarna overleed hij in het bijzijn van zijn familie. Ome Bart was de eerste volwassen dode die ik zag. Hij was in en in wit en lag met een papieren doodskleed in de kist.
Na een degelijke voorbereiding en het afleggen van m’n eerste biecht deed ik op Hemelvaartsdag mijn eerste Heilige Communie in de Petruskerk. ‘s-Morgens gingen we naar de Hl. Mis en ‘s middags naar het lof.
Deze foto is later op een woensdagmiddag gemaakt bij fotograaf de Greef op de Woenselsemarkt.
Het was een groot feest met de hele familie. Al hoewel opa en opoe van Ooyen nog erg verdrietig waren, waren ze toch gekomen. Van hen kreeg ik de gouden horloge met ketting van ome Bart.
In het eerste schooljaar gingen we ook op schoolreis. Het gehele jaar had ik iedere week vijf cent moeten meenemen voor deze reis. We gingen op een woensdagmiddag met de bus naar een speeltuin in Helmond. Op diezelfde woensdag brak ik ‘s morgens mijn pols. Tijdens het speelkwartier waren twee grotere jongens aan het vechten. Ik stond met de handen op m’n rug tegen de toiletdeur naar hen te kijken. Ze vielen tegen mij aan.Ik kreeg een enorme bult op de linker pols. Frater Erminus scheurde een oud hemd stuk, maakte de lap nat en deed die om m’n pols. Hij hield me tot twaalf uur op school. Toen ik thuis kwam zei mama: “Maar die is gebroken, dar moeten we mee naar de dokter”.
Papa twijfelde nog, omdat de frater dacht dat ie niet gebroken was. Hij nam me toch mee naar dokter Ritmeester bij het Philips aan de Glaslaan. Mijn pols was inderdaad uit de kom gebroken. Van de dokter mocht ik met m’n arm in een mitella mee op reis. We vertrokken in een “trekker met oplegger bus”.
De volgende dag ging mama met mij naar het Binnenziekenhuis. Eerst moest er een röntgenfoto gemaakt worden. Vanwege ruimtegebrek werd dit gedaan in de Nieuwstraat. Met de foto aan een beugel moesten we naar het ziekenhuis lopen.
Daar via de zij ingang aangekomen, werd ik door een zuster (non) meegenomen naar de operatiekamer, waar ik op de operatietafel moest gaan liggen. Ik kreeg een kapje
Het was die dag zo heet dat de autobus onderweg moest stoppen door het gesmolten asfalt. Tijdens de reis en in de speeltuin werd ik steeds geholpen door frater Victoricus van de tweede klas. Hij week niet van m’n zijde en ging o.a. met mij schommelen in een schuitje. Toen ik ‘s avonds thuis kwam, was ik doodziek.
op m’n neus en de zuster zei: “Diep zuchten, diep zuchten”. Toen ik weer bij kwam, lag ik op een kamer met een lege bedden en had een verschrikkelijke dorst. Ondanks de waarschuwing van de zuster kreeg ik van mama toch een beetje water. ‘s Avonds heb ik er wel last van gehad. M’n linker onderarm zat tot aan de elleboog in de gips. Hier heb ik zes weken mee rondgelopen.
Ongeveer in deze tijd kreeg ik m’n eerste voetbal, maatje drie. We waren op bezoek in Oisterwijk bij tante Sjaan en ome Jan. Ik was met m’n neef Jantje in de schuur aan ‘t rommelen toen ik een stuk beschimmeld leer vond. Jantje zei: “Dat is een leren bal”. Papa heeft het leer schoongemaakt met slaolie en met een speciale kromme naald en ijzergaren de bal gerepareerd. Een nieuwe binnenbal, met een slangetje en leren veter gekocht om de bal dicht te maken. Als je met koppen die veter op je hoofd kreeg, was het pijnlijk en net of je gehecht was. Van ome Jan heb ik ook bruine voetbalschoenen gekregen. Toen m’n gewone schoenen versleten waren heeft papa de doppen er onderuit gehaald en kon ik m’n voetbalschoenen ook naar school aan. Hier was ik wel flink kwaad over. Het heeft trouwens niet lang geduurd.